De titel van dit artikel, “Je hebt nog maar 2 maanden!” slaat op het vervallen van de wettelijke vakantiedagen van 2022 per 1 juli 2023. Een uitspraak die je als werkgever misschien doet naar medewerkers die nog een stuwmeer aan vakantiedagen hebben. Hieronder uitleg over hoe dat precies zit.

Vakantiedagen opnemen, voor wanneer moet dat?

Het eerste waar je naar kijkt is het verschil tussen de wettelijke en de bovenwettelijke vakantiedagen. Elke medewerker in Nederland heeft wettelijk recht op 4 weken vakantie. Dus als jouw bedrijf een 40-urige werkweek heeft dan zijn er 4 x 40 = 160 wettelijke vakantie-uren per jaar. Deze wettelijke vakantie-uren moet men opnemen vóór 1 juli van het erop volgende jaar. Tenzij dat niet kon. Dat kan eigenlijk maar twee redenen hebben:

  1. Het was te druk in het bedrijf of de instelling om vakantie op te kunnen nemen. Soms is dat heel duidelijk doordat een vakantieaanvraag van de werknemer om die reden is geweigerd.
  2. De werknemer is langdurig ziek en vanwege die ziekte kon hij of zij redelijkerwijs geen vakantie opnemen. De bedrijfsarts (en dus niet de werkgever!) beoordeelt of dat het geval is. Het gaat er dan om of de werknemer echt kan genieten van zijn vakantie. Is dat het geval, dan is er nog wel toestemming nodig van de werkgever. En omdat er in dat geval vakantiedagen opgenomen moeten worden geven de meeste werkgevers die toestemming wel.

Die twee redenen waren er niet. En dan?

Is er geen sprake van een van deze twee redenen, dan moet de werknemer zijn wettelijke vakantiedagen van 2022 vóór 1 juli 2023 opgenomen hebben. Anders vervallen deze dagen. En “vervallen” betekent dat je ze niet hoeft uit te betalen. Het nauwelijks ergens heen kunnen op vakantie, een argument dat in de corona-tijd vaak werd gehoord,  valt niet onder “geen gelegenheid gehad om vakantie te nemen”. Want vakantie houden kan ook thuis. Als er wél sprake is van een van de twee redenen dan krijgen de wettelijke vakantiedagen na die eerste juli opeens een “houdbaarheid” van 5 jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Nog even een belangrijk punt: je moet je werknemers er tijdig op wijzen dat hun vakantiedagen dreigen te vervallen. En hem of haar dan ook de gelegenheid geven de wettelijke vakantiedagen alsnog op te nemen. Vandaar de titel van dit artikel. Heb je niet tijdig gewaarschuwd dan vervallen de wettelijke vakantiedagen niet, en ook dan krijgen ze een houdbaarheid van 5 jaar. Tip: verstuur die waarschuwing per e-mail, dan heb je er achteraf bewijs van.

Bovenwettelijke vakantiedagen, wat zijn dat?

Naast de wettelijke vakantiedagen bestaan er dus ook “bovenwettelijke vakantiedagen”. Heel veel bedrijven hebben die. Alle vakantiedagen die je per jaar méér toekent dan de 20 wettelijke dagen (bij fulltime) zijn bovenwettelijk. Heel veel CAO’s kennen een aantal van die bovenwettelijke dagen toe, meestal 4, 5 of 6 dagen per jaar. Daarnaast hebben een aantal CAO’s nog het zogenaamde Leeftijdsverlof. Maar ook bedrijven die niet onder een CAO vallen kennen bovenwettelijke dagen toe. Die worden dan meestal genoemd in de arbeidsovereenkomst of het Personeelshandboek. Ook dagen die als een soort bonus worden toegekend, bijvoorbeeld bij niet-ziekmelden of bij een aantal dienstjaren, zijn bovenwettelijk. Je voelt hem al aankomen: hoe ga je hiermee om?

Wat wordt eerst opgenomen: wettelijke vakantiedagen of bovenwettelijke vakantiedagen?

De volgorde voor het afboeken van vakantiedagen bij opname ervan is:

  1. Wettelijke vakantiedagen van vorige jaren (oudste eerst)
  2. CAO-leeftijdsverlof van vorige jaren (oudste eerst)
  3. Wettelijke vakantiedagen van huidige jaar
  4. CAO-leeftijdsverlof van huidige jaar
  5. Bovenwettelijke vakantiedagen van vorige jaren (oudste eerst)
  6. Bovenwettelijke vakantiedagen van huidige jaar

Zoals je ziet blijven de dagen met de langste “houdbaarheid”, de bovenwettelijke, ook het langst bewaard. Dit is duidelijk in het voordeel van de werknemer. Wel is het zo dat bovenwettelijke dagen in overleg met de werknemer mogen worden uitbetaald. Bij de wettelijke vakantiedagen mag dit alleen bij einde dienstverband.

Kan ik in overleg met de werknemer bepalen dat eerst de bovenwettelijke vakantiedagen worden opgenomen?

Eerder stond in dit artikel dat dit wel mogelijk is, maar nieuw juridisch spitwerk heeft me tot het inzicht gebracht dat het niet verstandig is om zo’n afspraak te maken. Dit is namelijk duidelijk in het nadeel van de werknemer. In de rechtspraktijk gaan rechters alleen met zo’n afwijking van de algemene regels mee als er een zwaarwegend belang voor de werkgever is wat duidelijk uitgaat boven het belang van de werknemer. Aangezien de afspraak dat eerst bovenwettelijk vakantiedagen worden afgeboekt alleen maar tot gevolg kan hebben dat vervolgens later de wettelijke vakantiedagen komen te vervallen, is er geen bedrijfsbelang denkbaar dat daar zwaarwegend genoeg voor is.

Vervallen bovenwettelijke vakantiedagen na 5 jaar automatisch als ze niet zijn opgenomen?

Op zich wel. Alleen zal een rechter altijd van je verwachten dat je de medewerker hebt geïnformeerd over het aanstaande vervallen van de vakantiedagen en hem of haar vervolgens de gelegenheid hebt gegeven de vakantie alsnog op te nemen. Wat er gebeurt als je in zo’n geval niet hebt gewaarschuwd zal door de rechter op basis van alle omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Maar ik sluit niet uit dat bij duidelijke nalatigheid van de werkgever het vakantiedagensaldo alsnog zal moeten worden uitbetaald.

Kan ik zelf bepalen dat de wettelijke vakantiedagen langer bewaard mogen worden?

Op zichzelf kan dat natuurlijk, dit valt in de categorie: “In onderling overleg en ten gunste van de werknemer mag je heel veel afspreken”. Maar ik zou adviseren om het niet te doen. Je schept er namelijk een precedent mee dat met name bij langdurige ziekte tegen je kan werken. De huidige wettelijke regel dat wettelijke vakantiedagen, die wel opgenomen kónden worden maar waarvan dat niet is gebeurd, komen te vervallen op 1 juli van het volgende kalenderjaar, is namelijk vooral gemaakt met het oog op langdurige ziekte. Deze bepaling is in 2012 in de plaats gekomen van de regel die bepaalde dat er tijdens langdurige ziekte maar over maximaal 6 maanden wettelijke vakantie werd opgebouwd. Dat is nu niet meer zo, dus tijdens ziekte gaat de vakantieopbouw (ook van bovenwettelijke vakantie tenzij daar iets anders over is bepaald) volledig door. Zie voor een uitgebreide uitleg over hoe om te gaan met vakantiedagen tijdens ziekte het artikel Vakantiedagen en ziekte: hoe zit het precies? (inclusief jurisprudentie). Hou er ook rekening mee dat wettelijke vakantiedagen die niet per 1 juli van het volgende jaar zijn vervallen daarmee meteen de houdbaarheidstermijn van de bovenwettelijke vakantiedagen krijgen. 5 jaar dus.

Hoe zit het met tijd-voor-tijd uren?

Sommige bedrijven hebben de regeling dat overwerk niet wordt uitbetaald maar wordt omgezet in “tijd-voor-tijd”. Daar zitten wat beperkingen aan, waar je alles over leest in het artikel Mag tijd-voor-tijd per 1 januari 2019 echt niet meer? Zoals je in dat artikel kunt lezen geldt voor tijd-voor-tijd uren dat deze moeten worden uitbetaald indien ze niet voor 1 juli van het erop volgende kalenderjaar zijn opgenomen. Dat is dus een (voor de werkgever) ongunstigere regeling dan die voor de wettelijke vakantiedagen. Mijn advies is daarom om wanneer een werknemer vakantie wil opnemen, altijd eerst de tijd-voor-tijd uren op te laten nemen.

Hoe zit het met ADV-dagen?

Om het verhaal compleet te maken: wanneer je als bedrijf ook nog ADV- of ATV-dagen hebt (inhoudelijk is dat hetzelfde) is mijn advies: laat die helemaal niet opsparen. Dus als de regel is dat men 1 ADV-dag per maand moet opnemen, laat dat dan ook doen. Werknemers zullen meestal hun ADV-dag van die maand in hun vakantie laten vallen (als de vakantie over de maandgrens heengaat mogen dat ook twee ADV-dagen zijn) en dat is natuurlijk hun goed recht. Maar verder zou ik niet gaan. Je komt anders echt met stuwmeren aan vakantietegoeden te zitten wat in de meeste bedrijven operationeel onhandig is. Eigenlijk is vakantiedagen sparen voor een periode voorafgaand aan het pensioen daar de enige uitzondering op.